Gertjan Zuilhof
De Groene Amsterdammer, Amsterdam, April 12, 1997
Al weken zit het journaal vol met varkensbeelden. Op angstig-eerbiedige manier wordt het macabere werken aan de kadaverbergen getoond. Niets lijkt griezliger on onsmakelijker dan een dood varken. Dat is wel anders geweest en nog net eens zo lang geleden. Vlees is nu vaak een anoniem rechthoekig blokje in een hygienische verpacking. Alle dieren verworden zo tot vissticks. De relatie tussen dat rechthoekje op je bord en dat beest op het journaal is verdwenen.
Over die gote verdwijntruc binnen onze cultuur maakte de Oostenrijker Michael Pilz vijftien jaar geleden een monumentale documentaire film. Een film van ruim viereneenhalf uur met de allesomvattende titel Himmel und Erde. De film is onderverdeeld in twee grote hoofstukken. Eerst Die Ordnung der Dinge en dan Der Lauf der Dinge.
Pilz valt direct met de deur in huis. Op het allereerste beeld buigt een man zich over een reusachtig varken. Eigenlijk is dat varken nog nauwelijks herkenbaar en is ook nog niet goed te zien wat de man doet, maar als je de film kent, wet je het wel omdat het later tot tweemaal toe uitvoerig in beeld wordt. gebracht.
De man slacht zijn varken. Zijn eigen varken. Met in zijn linkerhand een bijl en in zijn rechterhand een hamer geeft hij de laatste klap die het nog niet ontvleesde karkas in tweeen splitst. Na de duur van een normale speelfilm komt het openingsbeeld pas weer terug en wordt het in zijn volledige context gezet.
De kijker kent dan de man, de plaats en het dier. Een kleine boer met een hard leven in een klein bergdorp slacht in het najaaar voor een lange wintere en rijp varken. Dat tamme zwijn had een leven dat voor een leek niet veel verschilt van dat van de huidige industriele pestvarkens. Her beest kwam ook nooit zijn kot uit, behalve dan om te worden gevild. Voor die gelegenheid wird hij buiten op het erf voor het oog van het uitgelopen dorp op de slachtbank gelegt. Na hetz engen (het wassen van het varkentje) en het zorgvuldig afkrabben van zijn haren wird hij met zekere hand ontleed. Heel het varken. Van kop tot staart in bruikbare delen ontrafeld. Hier geen vissticks. De kinderen staatn er met hun neus bovenop. De ouderen kijken goedkeurend toe vanaf een bankje. Hier is het kreng niet gruwelijk.
De bergboeren van Pilz (als de bergboeren van John Berger) lijken dichter bij de mioddeleeuwen ten staan dan bij de varkenshouders van het journaal. Die boeren den Pilz zijn zich dat zeer bewust. Ze kijken ook tv en de banale economie van de varkenscyclus gaat ook aan hun uithoek niet voorbij.
Pilz volgde (vooral in het tweede hoofstuck van de film) zijn boeren tot in lawaaierige fabrieken waar ze moeten bijverdienen om het bedrijfje hoog op de helling draaiende te houden. Het heeft niet veel zin om er nostalgisch over te doen, maar het herzien van Himmel und Erde in de dagen van de pesz maakt toch onontkoombaar dat de verindustrialisering van het boerenbedrijf tot vreemde uitwassen heeft geleid. Uitwassen die te gruwelijk lijken om ze nog in beeld te brengen. Daar kunnen de kinderen niet met hun neus op gaan staan.
In het scenerama van Madame Tussaud hangen de wassen lijken van de gebroeders De Witt. Naakte kadavers als varkens in een slagerij. De wassenbeelden van den gebroeders moeten vooral aantonen dat het vroeger gruwelijk was. Toen werden mensen nog in het openbaar onder het toeziend oog van menigte vermoord. Toen werden lijken nog aan de schandpaal gehangen ter lering en vermaak.
Het zou mij niet verbazen als de tijd komt dat er een gevild varken in was bij Madame Tussaud wordt geinstalleerd. Het Wasservarken zal het bewijs zijn dat onze tijd zo onbeschaafd was om in november voor het oog van jong en oud een dier te slachten. Die nieuwe beschaafdheid zullen we niet danken aan de dierenbescherming, maar aan de varkenshouders. De loop der dingen verandert soms snel tussen hemel en aarde.